top of page
100% EERLIJK vlees
uit de bossen van o.a Trier in Duitsand
Gratis verzenden vanaf €50,-
CHEFS PUUR WILD
Ree
Ree is de diamant onder het wild.De ree is geen grazer zoals een hert, maar een 'knabbelaar': het dier eet bramen, bessen (Blauwe bosbes), twijgen, scheuten, knoppen en loten van struiken en bomen. Voorts ook van rozenstruiken en coniferen. En ook kruiden, grassen, bladeren, noten, paddenstoelen en landbouwgewassen als tulpen, granen en kropgewassen worden genuttigd. 's Zomers voedt het ree zich bovendien met jonge bladeren en in de herfst met eikels. Het ree is vrij selectief en eet enkel de meest voedzame delen van een plant. Tussen eten en herkauwen zit meestal zo'n één (in de zomer) tot twee uur (in de winter).De ree is voornamelijk in de vroege morgen en late avond actief. In de zomer betekent dit dat we het dier in de schemering kunnen zien. Van september tot april zijn de dieren daardoor voornamelijk 's nachts actief. Van mei tot augustus zijn de dieren overigens ook overdag wel te zien, vooral in gebieden waar zij niet worden verstoord.Reeën leven over het algemeen solitair. Maar beide geslachten leven in hetzelfde leefgebied. De sterkste reeën ontstaan waar de leefomstandigheden het gunstigst zijn. Binnen dat gebied beschermt elke reebok de beste leefomgeving. Het mannetje houdt zijn gebied vrij van concurrenten. Zo ontstaat een territorium en een duidelijke hiërarchie tussen de reebokken. De territoria van mannetjes overlappen elkaar niet. Zo krijgen de sterkste reebokken ook hun grootste gewei. Soms betekent dit, dat een naar oppervlakte klein territorium, toch heel sterke reeën kan herbergen. De grenzen van een territorium worden dus bepaald door de levensomstandigheden die op enig moment beschikbaar zijn en de oppervlakte die beschermd wordt.Reegeiten zoeken op een soortgelijke manier de beste plek om hun jongen te krijgen. De plaatsen waar de vrouwtjes hun kalveren hebben overlappen in het algemeen elkaar niet. In de paartijd (reeën-bronst) zoeken de vrouwtjes die plek op waar de meeste reebokken aanwezig zijn. Daarbij leggen zij, voor reeën, soms forse afstanden af tot zo'n vier kilometer. Normaal leven zij in een gebied van slechts één vierkante kilometer.In de winter, als de beschutting voor de dieren minder wordt, gaan reeën in groepen leven. Dat gebeurt mogelijk omdat ze energie moeten besparen vanwege de voedselschaarste. Of doordat de dieren, door voedselschaarste, vaker hun eigen territorium moeten verlaten om voedsel te vinden. Zo'n groep reeën wordt een sprong genoemd. Ze kunnen dan sprongen vormen tot wel dertig dieren.De ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar de meeste dieren worden in het wild slechts zeven of acht jaar oud. Vrouwtjes worden iets ouder dan mannetjes.Het vlees is werkelijk ragfijn en heeft een subtiele wildsmaak.
Edelhert
Edelherten eten plantaardig voedsel: het zijn herbivoren. Ze voeden zich met gras, zegge, bies, heide, boomschors, knollen, wortels, vruchten, zaden, knoppen, scheuten en loof van bomen en struiken zoals wilg, spar en hulst en landbouwgewassen. In bosrijke gebieden is het percentage schors, knoppen, zaden en scheuten groter dan in meer open gebieden. Grassen en kruiden vormen overal de hoofdmoot. Edelherten zijn de hele dag door actief, maar in gebieden met veel menselijke activiteit laten ze zich vooral vroeg in de ochtend en laat in de avond zien. 's Ochtends trekken ze meestal naar de graslanden om daar te kunnen grazen. In de Schotse Hooglanden klimmen ze 's ochtends naar hoger gelegen gebieden om daar te kunnen rusten en dalen ze 's avonds weer af om te grazen.In de zomer en in de winter vormen de herten roedels. De vrouwelijke herten (hinden) en onvolwassen dieren van beide geslachten vormen aparte roedels. Hinderoedels worden meestal geleid door een dominant vrouwtje. De volwassen mannelijke dieren vormen afzonderlijke, van de hinden ruimtelijk gescheiden roedels, die vaak minder gestructureerd zijn en meer wisselende samenstellingen kunnen hebben. In de aanloop naar de paartijd (bronst) vallen de mannelijke roedels volledig uiteen en zoeken de mannetjes de roedels met hinden op. Minder sterke herten kunnen zich (nog) niet laten gelden ten opzichte van hun krachtiger en meer ervaren rivalen en leiden dan vaak een zwervend bestaan.De bronsttijd valt voornamelijk in de tweede helft van september tot begin oktober. Soms komen er paringen in november voor, maar die zijn in Nederland vrij zeldzaam. In deze periode zijn de mannelijke edelherten zeer actief om zich voort te planten. Luid burlend houden ze concurrenten op de hoogte van hun aanwezigheid en hun motieven. Hoe sterker en gezonder het mannetje, hoe vaker hij zal burlen. De sterksten claimen een zo groot mogelijk roedel vrouwelijke dieren.Na de bronst zijn de actiefste mannelijke dieren vaak uitgeput. Niet alleen vanwege de forse inspanningen, maar ook omdat ze gedurende deze periode, die een maand kan duren, nagenoeg geen voedsel tot zich nemen. Hun lichaamsgewicht kan dan wel met dertig procent zijn afgenomen. Wel drinken de dieren tijdens de bronst veel. De periode direct na de bronst is daardoor van nature een kwetsbare fase in het bestaan van een edelhert. In sommige natuurgebieden blijkt dat roofdieren als wolven (Canis lupus), en zelfs bruine beren (Ursus arctos), zich specialiseren in het doden van deze oververmoeide edelherten. De dieren hebben zich echter dan al kunnen voortplanten.Eind mei, begin juni, na een draagtijd van 225 tot 245 dagen, wordt één kalf geboren. Tweelingen zijn zeldzaam. Hinden die een kalf zetten (werpen), zonderen zich rond zeven tot veertien dagen van het roedel af om zich daar later weer bij te voegen. Het kalf heeft bij de geboorte een gevlekte vacht. Deze dient ter camouflage: de eerste twee weken zal de moeder haar kalf vaak alleen laten, om enkel terug te keren om het jong te zogen. Gedurende deze tijd drukt het jong zich tegen de grond, verscholen in hoog gras of tussen het struikgewas. Bij de meeste dieren zullen de vlekken na twee maanden verdwijnen, maar sommige edelherten zijn zelfs nog gevlekt als ze volwassen zijn. Het jong wordt zo'n zes tot tien maanden gezoogd. Eenjarige kalveren worden soms ook nog gezoogd, maar alleen indien de moeder niet drachtig is. Binnen de roedel vormen zich soms crèches van meerdere jongen, die vaak met elkaar spelen.Mannetjes zijn na één tot drie jaar geslachtsrijp, vrouwtjes na één tot twee jaar, voor beiden afhankelijk van de kwaliteit van het leefgebied. Jonge bokken zullen vaak hun geboortegebied verlaten zodra ze zelfstandig zijn, maar hinden blijven meestal trouw aan hun geboorteplek; de woongebieden van hinden overlappen meestal met dat van hun moeder. Als edelherten ongeveer zeven jaar oud zijn, zijn ze volgroeid.Edelherten kunnen maximaal vijfentwintig jaar oud worden, maar slechts weinig dieren zullen ouder worden dan vijftien jaar. Het sterftecijfer is het grootst onder kalfjes van acht tot elf maanden.De edelherten van Chefs Puur Wild komen uit Nederland/Duitsland/Polen. De smaak van het edelhert is een volle wildsmaak met een lichte bite.
Damhert​
Het damhert van Chef Puur Wild komt uit de water win gebieden in de Nederlandse duinenen voedt zich voornamelijk met grassen, biezen en kruiden, aangevuld met jonge bladeren, bessen (rozenbottel, braam, bosbes), eikels, granen, wortelen en 's winters schors, hulst en heide. Aan de rand van de dorpen en steden kan men ze op zomeravonden in appelboomgaarden treffen om (bijna) rijpe appels van de bomen te "stelen".Het zijn dagdieren. In verstoorde gebieden zijn ze echter meer schemeringsdieren. Oudere mannetjes hebben de neiging vooral 's nachts te leven. Het damhert is een goede zwemmer. Het damhert is groter dan een ree en kleiner dan een edelhert. De kop-romplengte is 130 tot 170 centimeter en de schofthoogte 85 tot 110 centimeter. Het damhert kan 45 tot 100 kilogram zwaar worden, bij hoge uitzondering tot 130 kilogram. De staart is vrij lang: 16 tot 19 centimeter. Het mannetje (hertenbok of schoffelaar genaamd - aan schaufler, Duits jagersjargon, ontleend -, naar de vorm van het gewei van volwassen dieren) wordt over het algemeen zwaarder dan het vrouwtje (hinde genaamd). Er zijn veel variaties in kleur, van wit via lichtbruin tot bijna zwart, maar meestal is de rugzijde roodachtig geel tot kastanjebruin van kleur en de buikzijde geelwit. De dominante kleur verschilt echter per gebied. In de winter is de vachtkleur grijzer. Het damhert ruit twee keer per jaar, een keer in mei of juni en een tweede keer in september of oktober. De vacht is meestal bezaaid met witte vlekjes, deze zijn in de winter minder opvallend. Bepaalde kleurpatronen, bijvoorbeeld geheel witte dieren, hebben geen vlekken. Bij zwarte dieren zijn de vlekjes eerder bruinzwart van kleur, lichter dan de rest van de vacht. De romp heeft een patroon van zwart en wit en een zwarte streep, die doorloopt tot de bovenkant van de staart. Deze zwarte streep ontbreekt bij geheel witte en geheel zwarte dieren. Een opvallend kenmerk, waarmee het zich onderscheidt van andere echte herten, is het schoffelgewei. Hierbij zijn de einden van de takken met elkaar verbonden door platen. Enkel het mannetje draagt een gewei. Het wordt in april en mei afgeworpen, waarna het gelijk weer begint aan te groeien. De basthuid wordt in augustus en september afgeschuurd. Het gewei groeit naarmate het dier ouder wordt. Bejaarde mannetjes hebben weer kleinere geweien.
Het damhert bevat meer vet dan een
edelhert of een ree
Dit geeft het een lichte wildsmaak en maakt de smaak tot een allemansvriend.
bottom of page